dinsdag 21 april 2009

Generalissimo Sharon is terug van weggeweest

Uit: Levend Joods Geloof, periodiek van het Verbond van Liberaal-Religieuze Joden in Nederland, Jrg 48, nr 1, Rosh Hashana 2001

Dit stukje had een analyse moeten worden van de politieke situatie in Israel en aangrenzende gebieden (om maar weer eens een eufemisme van stal te halen). Maar dat zal het niet worden. Want wat is een analyse? Een evaluatie van plus- en minpunten, een beoordeling van de dynamiek van politieke processen en - eventueel - een verwachting over wat de toekomst zou kunnen gaan bieden. Maar wat te doen in deze situatie met alleen maar min- en nog mindere punten? (Niet voor niets spreken de Israeli’s van ‘De Situatie’ - met hoofdletters). Waarin geen dynamiek te bespeuren valt (hoogstens een achterwaartse) en evenmin sprake is van besluitvorming of processen? (Het vredesproces is nu echt wel morsdood). Analyses? Voorspellingen? Ik zou zeggen: ga naar de kermis, naar de dame met de kristallen bol.
Vandaar dat dit maar wat opmerkingen worden over de chaos, over De Situatie. En om te beginnen dan maar dit: waar hebben we dit in ‘s hemelsnaam aan te danken? Aan de Akkoorden van Oslo, vrees ik, die onder slechte omstandigheden tot stand kwamen en zo rampzalig waren geformuleerd dat beide partijen er blijkbaar ongeveer tegengestelde verwachtingen aan konden verbinden. De Egyptische journalist Heikal citeerde in het boek dat hij aan ‘Oslo’ wijdde een jurist van het Egyptische ministerie van Buitenlandse Zaken die zich destijds had gebogen over de juridische kant van de Camp David-akkoorden. Arafat legde deze man de Oslo-akkoorden ter beoordeling voor. Volgens Heikal riep hij daarna uit: ‘Dit is van a tot z Camp David, maar dan erger. God sta je bij.’
God heeft Arafat niet voldoende de helpende hand geboden. Wat er van de ‘tweede tranche’ van de Camp David-akkoorden met Egypte terecht kwam (het gedeelte over autonomie voor de Palestijnen) is bekend: het werd een fiasco en Egypte stopte de onderhandelingen erover in 1981 definitief. Wat er van Oslo terechtkwam weten we inmiddels ook. Arafat had gehoopt dat het de aanzet zou worden van een proces waaruit geleidelijk een soevereine Palestijnse staat geboren zou worden op de Westoever en in Gaza met Oost-Jeruzalem als hoofdstad, het begin van een historische verzoening tussen de twee volken. Maar opeenvolgende Israelische leiders zagen Oslo veeleer als een beginpunt voor steeds nieuwe onderhandelingen om de Palestijnse leider verdergaande concessies af te dwingen. Arafats uitgangspunt - een territoriale verdeling van Eretz Jisraeel/Palestina tussen twee volken - raakte steeds verder op de achtergrond. De scherpe kanten van de Israelische bezetting werden in het kader van het heen-en-weer-gepraat niet verminderd maar veeleer nog aangescherpt. En ondertussen ging ook de economische situatie van de gebieden verder en verder achteruit.
Tot het moment dat de bom barstte - nu tien maanden gelden - en de tweede intifadah uitbrak. Israelische leiders waren er als de kippen bij om het Palestijnse leiderschap daarvan de schuld te geven. Maar, maar met permissie, dat is totale onzin. De intifadah is bijna net zozeer een afwijzing van de tot nu toe totaal onsuccesvol gebleken politiek van Arafat als het een uiting van protest is tegen de manier waarop de Palestijnen nog steeds moeten leven onder de bezetting en de dreiging van terreur van de kolonisten. Arafat kan zich niet permitteren tegen de intifadah te zijn, en evenmin om haar aan te wakkeren. Hij is wat dat betreft net zo goed een gevangene van de situatie als de Israeli’s. Zijn enige hoop op redding is ingrijpen van buitenaf (buitenlandse troepen die een bestand gaan monitoren, druk van buiten om het Mitchell-raport te laten uitvoeren). De hulp zou moeten komen van Amerika en/of de Europeanen. Op zoek naar manieren om hen in beweging te krijgen, reist hij desperaat Arabische en andere hoofdsteden in de wereld af. Vooralsnog boekt hij ook daarmee geen resultaat.
Het geringe succes van Arafats pogingen om buitenlands ingrijpen te bewerkstelligen heeft ook te maken met de onderhandelingen tussen hemzelf, Ehud Barak en Bill Clinton, die zich afspeelden ongeveer tegelijk met het begin van de intifadah. De uitkomst van deze bijeenkomst - toevallig ook in Camp David - was desastreus. Niet alleen door het uitblijven van enigerlei resultaat, maar ook doordat de reden van de mislukking geheel werd toegeschreven aan Arafat. Barak slaagde er in Camp David in te poseren als de man die de Palestijnen ‘nagenoeg alles wat zij wensten’ had aangeboden, maar helaas stuitte op een botte weigering. Dat beeld werd bevestigd door Clinton, die Barak ‘moedig’ noemde en het optreden van Arafat als ‘teleurstellend’ kwalificeerde. Maar die voorstelling van zaken was onjuist. Baraks aanbod kwam zelfs niet in de buurt van een serieus aanbod van een echt, historisch compromis. Het was veeleer een poging van Barak, om met medewerking van de wel erg Israel-vriendelijke scheidende Amerikaanse president, Arafat af te laten zien van een aantal historische rechten in ruil voor niet duidelijk omschreven territoriale tegemoetkomingen en een bijna inhoudsloos voorstel over Oost-Jeruzalem. Deze minder flatterende versie van Baraks ‘moed’ werd later van onverdachte zijde bevestigd, namelijk door Robert Malley, een lid van Clintons Nationale Veiligheidsraad, die een rapport over de Camp David-onderhandelingen schreef. Maar het maakte niet meer uit. Arafat was em bleef voor de publieke opinie in het Westen de man die de kans niet greep toen die hem werd aangeboden, de man die niet op het ‘moedige’ voorstel van Barak inging, de man die waarschijnlijk gewoon niet te goeder trouw onderhandelde...
Meer nog dan voor de publieke opinie in het Westen, gold dat voor 'Moshe in de straat' in Israel, waar - het is haast onnodig het te zeggen - geen journalist of kritisch waarnemer het nuttig of nodig vond om ook maar één vraagteken te plaatsen bij de zogenoemde generositeit van Baraks voorstellen. En waar in het Westen de nodige mensen gingen twijfelen aan Arafats goede trouw, was dat in Israel geen vraagpunt meer. Overnight veranderde het image van de Palestijnse leider van een nog altijd met wantrouwen bekeken vredespartner in dat van een, zeg maar, onbetrouwbare hond. Een hond die bovendien ook nog verantwoordelijk was voor het uitbreken van de intifadah, want - zo meldden de Israelische media immers - die was van hoger hand georkestreerd... Het leek dus allemaal zo duidelijk als wat: Nu hadden de Palestijnen hun ware gezicht laten zien. Ze wilden helemaal geen vrede. Ze wilden gewoon alles. Niet alleen Jeruzalem, maar ook Haifa, Jaffa en Lod.

Bontste regering ooit
En zo kwamen we snel bij het punt waar alles begon te escaleren naar de huidige troosteloze situatie. DE Situatie. Arafat was uit-onderhandeld en gevangene van een intifadah die hij niet had gewild en waar hij tot op zeker hoogte in mee moest gaan om niet ook nog zijn laatste restje krediet te verliezen. Israel, aan de ander kant was collectief geschokt. En wel zo dat links zelfs geen serieuze poging meer deed een nieuw beleid te formuleren of een kandidaat in het veld te brengen die nog een verkiezingsoverwinning kon voorkomen van de havik-der-haviken, superkampioen van het nederzettingenbeleid en bedenker van grandioze veldtochten voor het oplossen van alle problemen, generalissimo Ariël Sharon. Baraks partij Arbeid was zelfs zodanig uit haar evenwicht dat zij, onder leiding van de aartsopportunist Peres niets beters wist te doen dan deel te gaan nemen aan een regering onder Sharon, zodat het bontste kamerbrede kabinet uit Israels geschiedenis ontstond, steunend op partijen van centrum-links tot en met fascistisch rechts. Ook de vredesbeweging was door De Situatie zo uit elkaar gespeeld dat er eigenlijk tot op de dag van vandaag nauwelijks meer wat van wordt gehoord. En zo kon Sharon met brede nationale steun aan de slag met een anti-intifadabeleid waarvoor de basis door Barak was gelegd en dat onder zijn ervaren leiding nog wat werd aangekleed. Tank- en artilleriebeschietingen van burgerbevolkingen, het platbulldozeren van huizen en boomgaarden, raketbeschietingen met behulp van helikopters van PA-bureaus en soms ook burgerdoelen, kortstondige bezettingen van PA-gebieden en - niet te vergeten - liquidaties van wat hardnekkig ‘terroristen’ (ook al gaat het vaak om politieke kopstukken). Moord op last van de staat.
En natuurlijk, de andere kant is ook voor geen kleintje vervaard. Richten de mensen van de ‘officiële’ PLO-organisatie hun acties nog voornamelijk op kolonisten en doelen in de bezette gebieden, Hamas en de Islamitische Jihad kiezen nadrukkelijk ook hun doelenwitten in Israel zelf. Hun menselijke bommen zoeken dan ook bij voorkeur plaatsen waar de explosie gepaard gaat met het meeste pijn, zoals bushaltes, discotheken of restaurants.
Het is in feite oorlog, en zonder uitzicht op iets beters. Sharon lijkt de Palestijnen naar de onderhandelingstafel te willen bombarderen om daar een akkoord te sluiten op zijn voorwaarden. Dat zal vrijwel zeker niet werken, maar toch lijkt niemand er wat aan te willen doen. De Amerikaanse president Bush weigert hardnekkig iets constructiefs te bedenken. De Europeanen doen wat ze altijd doen: niets. En zelfs de Egyptische president Mubarak ziet niets meer in bemiddeling. In een interview in juli verruilde hij zijn gewoonlijk terughoudende houding tegenover Israelische regeringsleiders voor ongezouten kritiek. ‘Met Sharon is er geen oplossing,’zei hij. ‘Hij is een man die alleen moord, geweld en oorlog kent. Van nature gaat hij vrede uit de weg, en in alle oprechtheid, ik geloof niet dat er hoop is met Sharon...’
Beter zal het dus niet gauw gaan, maar het kan natuurlijk ook altijd nog erger. Sharon is tenslotte altijd de man van de grandioze oplossingen geweest. God verhoede het...
Maarten Jan Hijmans

Geen opmerkingen:

Israel breekt met UNRWA en velt daarmee een doodvonnis voor Noord-Gaza

  Israel heeft maandag de samenwerking met UNRWA opgezegd. Op dezelfde dag had de chef van UNRWA, Lazzarini, ook gemeld dat er al twee maand...